Sociaal-affectieve ontwikkeling
Ik-besef
De peuter krijgt langzamerhand een ik-besef. Hij merkt dat hij degene is die een bal wegschopt, of drinken morst. Tot ongeveer drie jaar noemt een peuter zich bij zijn eigen naam als hij het over zichzelf heeft. Na het derde jaar gaat hij zichzelf 'ik' noemen. Hij gaat ontdekken dat hij een eigen wil heeft en zelf besluiten kan nemen.
Koppigheidsfase
Driftbuien komen regelmatig voor waarbij de peuter gilt, slaat en/of bijt. Dit doet de peuter omdat hij nog geen raad weet met zijn emoties. Hij wordt driftig wanneer iets niet mag of wanneer iets niet lukt. Hij is nog te klein om te begrijpen waarom dingen niet mogen of lukken. Als de peuter ontdekt dat driftbuien een manier is om grenzen te overschrijden, zal hij ze voortdurend krijgen. Voor ouders en begeleiders is het belangrijk om zelf rustig te blijven. Het is een lastige fase, omdat de peuter zich tegen alles verzet wat hij van volwassenen moet. De koppigheidsfase wordt ook wel de peuterpuberteit genoemd.
Een peuter die nooit dwars is, kan later meegaand en afhankelijk worden. De koppigheid heeft dus een functie. Het lijkt op een machtsstrijd die gevoerd wordt, maar de peuter wil eigenlijk erkenning voor het feit dat hij een eigen persoon is. Koppigheid bij een peuter is een teken dat hij veilig gehecht is. Hij durft koppig te zijn tegen zijn opvoeders, omdat hij niet bang is de liefde van zijn ouders te verliezen wanneer hij hen boos maakt.
Geweten
Op driejarige leeftijd begint het geweten zich te ontwikkelen.
Het kind weet dan wat goed en slecht is. Het overziet de reden waarom iets goed of slecht is nog niet. Het experimenteert ermee en overziet daarbij nog niet de gevolgen van wat het doet.
Spel en spelgedrag
In het spelgedrag van de peuter blijkt dat hij egocentrisch is. De peuter is niet in staat tot samenspelen, omdat het hem nog niet lukt zich in een ander te verplaatsen. Hij speelt graag alleen. Dit noem je ook wel solitair spel. Wel zie je dat de peuter de nabijheid van andere kinderen zoekt. Hij speelt graag in de nabijheid van anderen, maar speelt nog niet met andere kinderen. In dit geval wordt er gesproken over parallel spel. Bij parallel spel spelen de kinderen niet met, maar naast elkaar, waarbij ze elkaar imiteren in hun spelgedrag.
Vriendschappen
Peuters hebben al wel voorkeuren voor bepaalde kinderen en zij hechten ook aan kinderen. Ondanks dat peuters dus nog sterk op zichzelf gericht zijn, ontwikkelen ze wel een vorm van vriendschap. Kinderen die van jongs af aan regelmatig in contact komen met andere kinderen doen dat vaak sneller dan kinderen die niet gewend zijn aan andere kinderen.
Angst
Door de rijke fantasie van peuters kunnen zij angstig worden: voor het donker, voor het alleen zijn, voor de ruimte onder het bed etc. Zij kennen aan de dingen die ze niet snappen zelf een betekenis toe: 'de schaduw in de kamer is een monster'. Zij dromen ook veel en weten dan vaak niet meer of het nu werkelijkheid was of niet.
Seksuele ontwikkeling
Op de peuterleeftijd ontdekken kinderen dat er een verschil is tussen een jongen en een meisje. Zij wilen dan ook verder onderzoeken wat dit verschil precies is. Ze bekijken en onderzoeken hiervoor hun eigen lichaam en dat van anderen. Met dokterje spelen en zichzelf bekijken tijdens het plassen en verschonen, leren ze de verschillen kennen. De peuter stelt op deze leeftijd ook al vragen over waar zij vandaan komen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb