Cognitieve ontwikkeling

Peuters vertonen sterk exploratiegedrag. Dat wil zeggen dat ze alles willen onderzoeken. De peuter maakt op cognitief gebied een enorme ontwikkeling door.

Pre-operationele fase
Het denkvermogen van een peuter bevindt zich zich in de pre-operationele fase. Dat wil zeggen dat de peuter egocentrisch is en zich nog niet kan verplaatsen in anderen. Wat voor hen van belang is, staat voorop. Een peuter kan nog geen onderscheid maken tussen werkelijkheid en fantasie, daarom is zijn belevingswereld enorm fantasierijk. Hij beleeft de werkelijkheid door zijn eigen ogen en bedenkt zelf verklaringen voor datgene wat hij niet begrijpt. Tevens kan hij nog niet logisch denken. Hij weet en ervaart nog niet wat oorzaak en gevolg is. Peuters leven in het hier en nu. Tijd en tijdbesef blijven lastig voor jonge kinderen. Gisteren is voor een peuter prehistorie en morgen zou net zo goed volgend jaar kunnen zijn.

De motorische en cognitieve ontwikkeling beïnvloeden elkaar positief. De peuter leert vooral door te doen. Zo leert hij bijvoorbeeld dat je met alle dingen die rond zijn, kunt rollen. Zonder de woorden groot en klein al te kennen, kan een kind toch leren dat ballen, hoewel ze allemaal rollen, ook kunnen verschillen. Dit kan de peuter leren door bijvoorbeeld te spelen met ballen van verschillende grootte.

Vanaf ongeveer 2 jaar zie je bij de peuter veel fantasiespel en imitatiespel. Hij speelt na wat hij heeft leren kennen. Hij pakt bijvoorbeeld de telefoon en brabbelt erin op een manier die hij zijn ouders heeft zien doen. De peuter geeft de pop eten op een manier die hij van anderen heeft gezien. Het blijft niet bij imitatie. De peuter voegt steeds meer zijn eigen fantasie toe. Drie stoelen achter elkaar vormen bijvoorbeeld een trein en een vloerkleed is een boot.

Peuters denken veel in symbolen en kennen aan voorwerpen een andere betekenis toe: een blokje met stippen is bijvoorbeeld een telefoon. Ook combineren ze dingen met elkaar en bedenken ze zelf oplossingen voor 'problemen': het huis moet groter want er komen meer peuters bij, dus verhuizen we naar de tafel waar meer ruimte is. De peuter stelt zichzelf centraal en denkt dat alle mensen hetzelfde zien en denken als hij.

De peuter kan zich al goed verdiepen in plaatjes en voorleesboekjes. Vaak wil hij steeds hetzelfde boekje lezen of liedje zingen. De herhaling maakt dat hij zich vertrouwd gaat voelen met het thema.

Taalontwikkeling
We kunnen de taalontwikkeling onderverdelen in verschillende fases:

* Voortalige fase: 0-1 jaar
* Vroegtalige fase: 1-2 jaar
* Differentiatiefase: 2-5 jaar
* Fase van voltooiing: vanaf 5 jaar

De ontwikkeling van taal verloopt snel en hangt samen met de manier van denken van de peuter. Bij twee jaar gebruikt de peuter woordcombinaties en begrijpt hij eenvoudig aanwijzingen. Bij drie jaar praat hij in zinnen. Hij leert dat er een relatie is tussen verschillende woorden en dat zij samen een zin vormen (dit noem je het syntactische aspect). De peuter kan al antwoord geven op eenvoudige vragen. Aan het einde van de peutertijd begrijpen de meeste kinderen voorzetsels en gebruiken ze voegwoorden.
Bij 36 maanden kent de peuter ongeveer 896 woorden. Omdat de woordenschat nog niet groot genoeg is, verzint de peuter ook zelf woorden. Hij leert dat je taal kunt gebruiken om gevoelens uit te drukken en dingen te vertellen. Kringgesprekjes in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven bieden een mooie gelegenheid om taal te oefenen.







Maak jouw eigen website met JouwWeb